De wereld in het klein
“Ik haat jou echt, jongen!” Zojuist heeft de degene aan wie de uitspraak is gericht, zijn vierde muizenschedeltje gevonden. Dit wordt hem niet in dank afgenomen door zijn tafelgenoot, die hard zijn best doet om in al het uilenballengepluis zijn eigen muizige bouwpakket bij elkaar te sprokkelen. Zijn opbrengt is niet eens karig. Hij vindt werveltjes, bekkenbeentjes, achterpootjes en zélfs een incidenteel schedeltje. Maar geen víer, hoe hard en hoe enthousiast hij ook pluist.
Bad luck. Soms zit er gewoon niet meer in, hoe hard je ook je best doet. Je hebt simpelweg ‘de mindere* kaarten’ toebedeeld gekregen. En hoe ga je daar dan mee om?
* ‘Minder’ is natuurlijk een subjectief begrip. Maar als je doel is om veel muizenschedeltjes te vinden, dan baal je wanneer de kopjes niet rijkelijk in jouw uilenbal terug te vinden zijn.
Omgaan met teleurstelling
“Ik haat jou! Ik haat jou echt, jongen!” De negenjarige pechvogel maakt zijn ongenoegen duidelijk kenbaar. Wat had híj graag diegene willen zijn die een schedeltje had ontdekt…
In een split second analyseer ik de situatie. De hoogbegaafde ontvanger reageert stoïcijns. De hoogbegaafde zender heeft, ondanks zijn muizenis, een grote glimlach op zijn gezicht. Er hoeft duidelijk niet gedeëscaleerd te worden – deze twee zijn cool met elkaar. Mooi. Toch vind ík het nog niet oké.
Sterke emoties verwoorden
“Die uitspraak vind ik best heftig”, zeg ik daarom. “Kan je dat ook anders zeggen? Volgens mij bedoelde je het als grapje, maar het is toch niet erg aardig zo.”
“Ik hou van je!” roept de pechvogel nu naar zijn tafelgenoot. Vrolijk, en overduidelijk niet écht boos. Aardig om te zeggen, inderdaad, maar ik vind zijn nieuwe woorden een béétje te veel van het goede. Hij mag immers best recht doen aan zijn eigen teleurstelling – bij voorkeur zonder daarmee een ander zijn geluk te misgunnen. Veel tijd om daarop door te gaan is er echter niet. The lucky one strikes again met wéér een prachtig muizenbotje. “Ik háá…” reageert de pechvogel. Hij stopt abrupt en weet even niet hoe verder.
“Wat fijn voor je dat je weer zoiets moois hebt gevonden!” vul ik aan. “Echt heel leuk! Dat gun ik je héél erg.” We lachen, overdrijven, maken er een grapje van. Daarna kijken we samen naar alles wat híj al gevonden heeft. Verschillende soorten muizenbotjes prijken op zijn blad. “Ik ben de expert!” roept hij enthousiast. Het muizenpluis vliegt me om de oren.
Hogere emotionele wiskunde
Steeds weer wil ik kinderen meegeven dat er niets mís is met hun emoties. Ook niet als ze sterk zijn. Ook niet als ze er soms hard, bot, ongemakkelijk, onhandig, plompverloren of juist nog nauwelijks uitkomen. Het geeft aan dat ze nog niet weten hoe het anders kan. En juist dat kunnen we oefenen.
Daarbij geldt: intens belevende kinderen hebben intens gevoelde emoties. Natúúrlijk komt dat er sterk uit. Soms op een manier die we niet wenselijk vinden. Dan kunnen we gedrag bijsturen zonder het kind en diens emotie te veroordelen. Want het gaat niet om veroordeling, boosheid of misgunnen. Het gaat niet om goed of fout. Dat is even simpel als bevrijdend. Want dan hoeft niemand te worden veroordeeld, en niemand te worden gehaat. Het kan, met een beetje training, allemaal naast elkaar bestaan.
Voor veel mensen is dit hogere emotionele wiskunde. Maar als een negenjarige het kan leren, kunnen we het allemaal. Dat vind ik een heerlijk hoopvolle gedachte.
Het is even simpel als bevrijdend:
Niemand hoeft te worden veroordeeld. Niemand hoeft te worden gehaat. Onze emoties kunnen, met een beetje training, allemaal naast elkaar bestaan.
* * * * * * * * * * * * * * *
Lukt het je hoogbegaafde kind om zijn sterke emoties te reguleren? Vind je het soms lastig om onwenselijk / intens gedrag bij te sturen? Als je wilt, kijk ik graag met jullie mee. Stuur me meteen een mail of kijk eerst bij het uitgebreide aanbod (voor kinderen, voor jongeren, voor ouders.)